Het drama van Dolberg

 

Wellicht het grootste drama dat zich tijdens de bevrijding in onze gemeente voltrok, was de gebeurtenis in de buurtschap Dolberg. Op 17 september 1944, uitgerekend de dag van de bevrijding.

Deze gebeurtenis kostte aan zes mensen het leven. Vader Jan Meurs en twee van zijn dochtertjes, een buurmeisje, het dienstmeisje en de knecht, zij allen kwamen om toen een granaat insloeg in de kelder waarin zij juist zaten te schuilen voor die granaten. Wij spraken met overlevenden van het ongeluk en met direct betrokkenen. Wij zijn hen zeer erkentelijk dat zij hun ervaringen met ons wilden delen.

Bidprentje van de Fam. Meurs

 

Johan Linden                                        Maria Dortu                                      Maria Braakhuis

 

Tonny, dochter van de familie Meurs en destijds 8 jaar oud, kan zich die vreselijke zondagmorgen nog exact herinneren. “Er was die dag al heel vroeg weer een bombardement. Tijd om naar de schuilkelder te gaan was er niet, dus zochten wij een veilig heenkomen in de kelder onder ons huis. Ook de familie Dortu, onze buren, dachten daar met hun kinderen veilig te zijn.”

“Op de binnenplaats liepen twee Duitse soldaten die door Amerikaanse gevechtspiloten beschoten werden. In paniek trapten zij de kelderdeur in en schuilden met ons mee voor de granaten die op Dolberg werden afgevuurd. Plotseling vloog een granaat door het keldergat naar binnen en ontplofte tegen een ijzeren balk.” Haar broer Jo, die zich deze dag ook nog precies kan herinneren, valt haar bij en beschrijft de enorme paniek die er uitbrak. “Het was een enorm geschreeuw, je zag geen hand voor ogen door de enorme wolk van zand die de granaatinslag veroorzaakte. Het stof sneed je letterlijk de adem af. Je probeerde in doodsangst zo snel mogelijk buiten te komen, weg uit de enorme chaos. Buiten werden wij opgevangen door Amerikaanse soldaten. Mijn vader en mijn zusjes Mietje en Jeanetje, ons dienstmeisje Maria Braakhuis en onze knecht Johan Linden overleden ter plaatse. Mama, Virgenie, Pierre, Maria Dortu en ik (Jo) werden met een Amerikaanse legerjeep naar een militair veldhospitaal in Tongeren gebracht. Helaas moesten we Maria in Valkenburg achterlaten, waarschijnlijk omdat zij door een beenamputatie teveel bloed had verloren. Zij is in Valkenburg aan de gevolgen daarvan overleden. Intussen werden mijn andere zusjes ondergebracht bij de buren, Tonny bij de familie Lipsch en Martha bij de familie Dortu.” Ook mevrouw Jeanne Horsmans-Braakhuis, zus van het omgekomen dienstmeisje Maria kan zich, ondanks haar hoge leeftijd, nog die bewuste zondagmorgen precies voor de geest halen. “Er is iets ergs met onze Maria gebeurd. Dat was de eerste reactie van onze moeder toen ze de buurman van de familie Meurs het pad naar de deur op zag komen. Het angstige vermoeden van moeder bleek helaas waar te zijn,” gaat zij verder. ”Hij kwam vertellen dat bij Meurs een granaat was ingeslagen in de kelder. In die kelder zaten naast familie, personeel en buurtbewoners ook twee Duitse soldaten. Zij schuilden voor de granaten, die door de Amerikaanse bevrijders werden afgeschoten tijdens hun opmars vanuit Valkenburg via de Goudsberg en Walem, richting Klimmen. Drie leden van de familie Meurs, de knecht en onze Maria, die in dienst was bij de familie Meurs, hebben dit ongeluk niet overleefd. Het buurmeisje Maria Dortu raakte zwaar gewond en overleed op weg naar het ziekenhuis in Tongeren. Allen werden door de zusters opgebaard in de gang van de kleuterschool.”

Harry Jacobs woonde als kind op Dolberg en kan zich nog  heel veel van de oorlogsjaren herinneren. Tijdens de bevrijding was hij 12 jaar oud. “In de week voor de bevrijding werd veel geschoten en gebombardeerd met splinterbommen”, weet hij nog. “Als die bommen de grond raakten, spatten ze met grote kracht uiteen. Bij ons werd een koe geraakt en moest geslacht worden. Op 17 september werd het schieten steeds heviger.” “Wij mochten de kelder niet meer uit, dat was te gevaarlijk. We hoorden in de kelder de Duitsers schreeuwen. Opeens kwam een soldaat met een geweer in de aanslag de keldertrap af terwijl wij zaten te bidden. Het bleek geen Duitser maar een Amerikaan te zijn. Heel even mochten wij uit de kelder komen. De hele straat lag bezaaid met stukken dakpannen. Voor de poort stond een tank waarmee geschoten werd op de kerktoren van Klimmen. Toen de Amerikanen verder richting Voerendaal waren getrokken, mochten wij pas echt naar buiten. Wij hoorden toen wat er bij de familie Meurs was gebeurd. Er waren zes doden plus nog een Duitser, met de rang van Feldwebel. Hij lag naast het huis van Lipsch. Het was de man die we zo hard hoorden schreeuwen, toen we in de kelder zaten.”

Een plaquette aan de muur van het voormalige gemeentehuis van Klimmen herinnert nog aan dit vreselijke voorval evenals de graven van de slachtoffers op het kerkhof bij de Remigiuskerk.

Tekst: Wil Maassen

 

 

 

Top